Loek was opgeleid als schilder aan de Haagse kunstacademie. Naast het maken van emailles is hij altijd blijven tekenen en schilderen. Loek kon razendsnel en treffend tekenen. Tijdens vakanties, als hij niet de beschikking had over een atelier, maakte hij schetsen in potlood, ecoline of wat er maar voor handen was. Loek werkte graag in oliepastel. Ook in dit medium streefde hij naar perfectie. In enkele of meerdere lagen kon Loek dichte en gave oppervlakken creëren in prachtige kleurschakeringen.

Vakantietekening eind jaren 50
ontwikkeling
Zijn werken in pastel doorliepen allerlei fases, min of meer parallel aan die van zijn emailles en ook in dit medium werkte hij afwisselend figuratief en non-figuratief. Midden jaren zeventig maakte hij bijvoorbeeld deze twee pastels. Een ‘portret’, een kop waarin het werk van Paul Klee onmiskenbaar doorklinkt en een vrolijk portret in een ‘roaring twenties –stijl’ van twee jonge vrouwen in een oldtimer mobiel, een pasteltekening waar Loek zijn twee grote liefdes (voor vrouwen en oude auto’s) op samenbracht. De kleuren op deze pastels zijn uitbundig.
In andere werken is zijn kleurgebruik meer ingetogen, zoals deze pastel uit de jaren tachtig. Het zijn ijle werken zonder specifieke voorstelling, waarin je iets landschappelijks in zou kunnen zien of een wolkenpartij. Loek was heel gevoelig voor oplichtende kleuren wit, violet, roze, geel, blauw, rood en deze kleuren zien we dan ook veel in zijn werken terug.
rotsen en stenen
De laatste decennia werkte Loek aan een serie oliepastels geïnspireerd op rotsen en stenen. Voorbeelden van interessante rotsformaties waren er in zijn directe omgeving in overvloed. Vanuit het wijnchâteau keek hij uit op een fenomenale rotspartij, La Falaise de la Madeleine, die in verschillende weersomstandigheden altijd weer anders kleurde. Ook bezocht hij graag de steengroeves bij Roussillon, waar hij zich liet onderdompelen in verzengende kleuren rood, okergeel en bruin.

Les Ocres bij Roussillon, aquarel
Loek gaf niet alleen het droge en weerbarstige aspect van rotsen weer. In de pastels zien we juist mooi gladde stenen of uitwaaierende, golvende vormen. Met een centrum dat soms doet denken aan een oester of vulva en met fijn gekartelde randen opgekruld zoals potloodslijpsel. De pastels hebben ook wel iets Oosters, Ted Lafeber noemt deze reeks uit 1999 daarom de ‘Japanse serie’.
van cirkels naar cellen
De ontwikkelingen in emailles en pastels liepen zoals gezegd min of meer parallel. Bij tijd en wijlen leidde een ontdekking in het ene medium tot een nieuw spoor in een andere medium. In een interview met de auteur Ben Bos vertelde Loek dat hij via de emailles gebaseerd op de cirkelvormen, op het idee gebracht werd van celmatige processen. Via de cirkel, de kosmische oervorm, kwam hij uit bij de oervorm van de mens, de celopbouw van het menselijk leven: “De cirkels, daar ben ik diep ingegaan, dieper dan diep; zo kwam ik van het grote, de buitenwereld naar binnen, in de binnenwereld, de micro-organismen. Hier is een wijdvertakt netwerk, waarin en waaruit we bestaan; ga door die micro-organismen heen en kom in het creatieve, het levenschenkende niets. Dit ‘niets’ is –paradoxaal- de bodem van ons zijn.”
verdwijnen in het proces
Dat het oeuvre van Loek afgesloten werd met de verkenning van het proces van het menselijk leven, is treffend. Voor hemzelf als kunstenaar bleef het creatieve proces een mysterie, iets dat zich net als menselijke lichamelijke processen, onbewust aan hem voltrok. In hetzelfde interview met Ben Bos zei hij daarover: “Wanneer ik naar binnen ga, in mijzelf, naar mijn bron van waaruit ik emailles maak, dan ben ik er niet. Ik besta niet; het proces bestaat in mij. Er ontstaan vormen en kleuren, die mij meenemen tot een beeld dat mij verrast en ontroert. Met mijn vakmanschap zie ik, achteraf of het kunstwerk ‘goed’ is, ja dan nee. Alleen het goede laat ik bestaan.” We mogen er daarom vanuit gaan dat de pastels en emailles die zich in Loeks nalatenschap bevinden, zijn goedkeuring konden wegdragen.

Loek in lavendelveld